Marcus
De belangrijkste plaats
Marcus 10,35-45 | Open armen 4
Serie:
Open armen | Jaarthema '21-'22
Almkerk-Werkendam
zondag 20 februari 2022
Wat is uw levensdroom? Wat hoop je nog te bereiken? Of: wat was je levensdroom tijdens je opgroeien? De meeste volwassenen dromen niet meer zo groot. Maar als je hele leven nog voor je ligt is dat anders. Hoeveel kinderen willen er niet in het leger, dierenverzorger worden, bij de politie of de brandweer, model of advocaat worden, of misschien wel topsporter. Ach, wie weet dromen we er als volwassenen ook nog wel van. Om de beste in je vakgebied te worden, bijvoorbeeld. Maar we hangen dat meestal niet zo aan de grote klok. Bescheidenheid siert de mens. We lopen niet met onze dromen te koop.
Maar dat neemt de ambitie nog niet weg.
[DIA 2]
De ambitie, de droom om ergens de beste in te zijn. Het verlangen om ergens in uit te blinken. Om de sportiefste, de knapste, de slimste, het meest ad rem, de succesvolste te zijn. Ik denk dat vrijwel iedereen zo’n ambitie, zo’n levensdroom heeft. Het kan een grote rol spelen, juist ook wanneer je je er niet bewust van bent. Als je je er wel bewust van bent, dan kun je jezelf er soms op betrappen dat je erover dagdroomt.
[DIA 3 – ZWART]
Hierover nadenken kan je helpen om een voorstelling te maken van die situatie tussen Jezus en Zijn leerlingen. Jakobus en Johannes lopen al een tijdje met hun vraag rond. Waarschijnlijk hebben ze het er onderling al over gehad. ‘We zijn toch ook wel twee van zijn drie beste vrienden.’ Ja, want zij mochten met Hem mee, toen hij de dochter van de synagogeleider opwekte uit de dood (Marc. 5,35-43). Zij waren bij de verheerlijking op de berg (Marc. 9,2-8). En Jezus had hen beloofd:
[DIA 4]
“29… Iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, 30zal het honderdvoudige ontvangen” (Marc. 10,29b-30, NBV).
Nu is het zo ver. Ze trekken de stoute schoenen aan en vragen het: “Meester, we willen dat u voor ons doet wat we u vragen.” Het klinkt wat dwingend. Maar ze bedoelen het juist eerbiedig. ‘We hebben een grote vraag en het is iets wat we heel graag willen! We dromen hier al heel lang van. Al sinds U ons hebt beloofd dat we allemaal een eigen troon krijgen in Uw koninkrijk.’ (Mat. 19:28)
[DIA 5]
De Here Jezus had hen al beloofd zij, al Zijn twaalf leerlingen, met Hem zouden rechtspreken. Maar nu komen Jakobus en Johannes bij Jezus. Ze spreken Hem buiten het gehoor van de andere tien leerlingen. En ze zeggen: ‘Heer, mogen wij de belangrijkste plaats in Uw Koninkrijk?’
[DIA 6]
DE BELANGRIJKSTE PLAATS
Je zou denken: ‘Hoogmoed komt voor de val. Onze Here Jezus zal dit haantje-de-voorste willen zijn… de Heer zal deze achterkamertjespolitiek wel terechtwijzen.’ Heel even lijkt het daar ook op. Maar in dit gesprek tussen Jezus en Zijn leerlingen volgt uiteindelijk geen directe terechtwijzing voor Johannes en Jakobus. Tenminste, niet door de Here Jezus Zelf. De overige tien leerlingen zijn wel woedend. ‘Ze proberen gewoon achter onze rug om de ereplaatsen voor zichzelf veilig te stellen.’ Wat ik daarin zo prachtig vind: de Heer doorziet alle twaalf de leerlingen. Ja, Johannes en Jakobus trekken de stoute schoenen aan. Maar de overige tien verlangen net zo goed naar de belangrijkste plaats.
[DIA 7]
De Here Jezus doorziet Zijn leerlingen. En ook ons. Natuurlijk: in Nederland lopen we er helemaal niet mee te koop dat we belangrijk willen zijn. Misschien denk je ook wel: ‘Ik moet er niet aan denken om in de belangstelling te staan.’ Maar wanneer je dan niet in de belangstelling wil staan, dan wil je misschien wel de liefste, de vriendelijkste, de behulpzaamste of de nederigste zijn. Diep in mensen zit een verlangen om ergens in uit te blinken. Onze Here Jezus doorziet dat in ons allemaal. Zoals Hij ook zijn twaalf leerlingen doorziet.
[DIA 8]
Want ze worden woedend. Daarmee laten ze zien: wij willen ook wel de belangrijkste zijn. Wij willen ook wel de belangrijkste plek. En met die woede geven ze zichzelf prijs. Ze maken zich – bewust of onbewust – maar ze maken zich in hun hart aan precies dezelfde zonde schuldig. Ze willen zichzelf net zo goed verheffen boven een ander. Tijdens de voorbereiding las ik deze uitspraak, die precies de vinger aan de zere plek legt:
[DIA 9]
Nederigheid is bedroefd over de zonden van anderen,
maar hoogmoed ergert zich erover.
Als je iets van deze preek onthoudt, laat het dan in ieder geval die uitspraak zijn. Want dit is de manier van doen die past bij het koninkrijk van God. Daarmee wijst Hij al zijn leerlingen terecht. De twaalf toen, en ons nu.
[DIA 10]
De Here Jezus wijst ons de smalle weg en de houding van wie de belangrijkste plaats zal hebben in het koninkrijk. Dat begint al eerder, als hij antwoord geeft op die hoogmoedige vraag van Jakobus en Johannes. Jezus zegt:
“Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken of de doop ondergaan die ik moet ondergaan?” Met andere woorden: kunnen jullie ondergaan wat ik moet ondergaan?
[DIA 11]
Dat is een houding van ondergaan wat Hij ondergaat en van onderwerpen zoals Hij Zich onderwerpt.
Dicht bij Jezus leven, dat is de belangrijke plaats waar we naar mogen verlangen! Maar hoe kom je op die belangrijke plaats? En hoe ziet de belangrijkste plaats in het Koninkrijk van onze Heer er dan uit? Op die plaats kom je als je ondergaat wat Jezus onderging.
[DIA 12]
#1. Ondergaan
‘Ondergaan wat Jezus heeft ondergaan. Wie kan dat bevatten?’ Dat is ook wat Jezus zijn Jakobus en Johannes voorhoudt: ‘Jullie weten niet wat je vraagt!’ Jakobus en Johannes zien Jezus al in Zijn glorie op Zijn troon zitten. Maar ze zijn doof en blind voor de weg die Jezus moet gaan om te heersen in Zijn glorie. De weg die Hij vlak hiervoor nog zo duidelijk verwoord: ‘Ik zal worden uitgeleverd, ik zal worden bespot, bespuwd, gegeseld en gedood.’ Hij zal de beker van Gods toorn drinken. Alleen daar wordt hier niet naar verwezen: Jakobus en Johannes drinken dezelfde beker. Het gaat hier om het lijden dat mensen Jezus aan zullen doen. Door dat lijden worden Hij, en later ook Zijn leerlingen, overspoeld – gedoopt, zogegd. Maar Zijn leerlingen hebben vooral de glorie van Zijn heerschappij voor ogen. Daar willen ze wel in delen!
[DIA 13]
Logisch ook. Wie niet? In het geloof zijn wij ook liever niet gericht op de moeite, de offers die ons geloof kost. Ergens anders zegt Jezus: ‘Als ze mij al Beëlzebul – vorst van de demonen – noemen, voor wat voor uitschot zullen ze jullie dan wel niet uitmaken?’ Het schept een stuk minder rooskleurig beeld van het ‘dicht bij Jezus’ zijn. We zingen soms liederen die dat verheerlijken. En natuurlijk: het is ongelofelijk goed om bij de Here Jezus te zijn! De liefde die Hij geeft, de woorden die Hij spreekt; het werkt helend en bevrijdend. Het geeft troost en kracht voor het leven.
[DIA 14]
Alleen daarmee is niet alles gezegd: dicht bij Jezus leven brengt ook lijden met zich mee. Lijden dat mensen om je heen je aandoen. Omdat de wereld Jezus niet wil kennen. Omdat de wereld de manier van Zijn koninkrijk niet kan verdragen! Lijden, dat je kunt verdragen omdat je de liefde van Jezus Christus hebt leren kennen. Lijden, waardoor je eerder bedroefd wordt dan geërgerd, omdat je weet: het komt uit geestelijke armoede voort. Het komt voort uit het gebrek van het kennen van Jezus Christus.
[DIA 15 – ZWART]
Terug naar Jakobus en Johannes. Zullen ze het zich beseft hebben? Ze wisten waarschijnlijk niet dat en hoe ze zouden lijden. Maar ze zeggen het vol overtuiging: ‘Ja, Heer, we kunnen de beker drinken die u moet drinken. We kunnen de doop ondergaan die u ondergaat.’ En Jezus bevestigt hun uitspraak. Want de Here Jezus weet: Jakobus zal door koning Herodes gevangen genomen worden en sterven door het zwaard (Hand. 12,2). En de meesten van ons weten: Johannes zal worden verbannen naar het eiland Patmos, waar hij het Bijbelboek Openbaring schrijft.
En wij? Wie zal het zeggen wat ons qua lijden te wachten staat. Het kan je beangstigen. Afstoten zelfs. Ik wil niet lijden. Ik wil vooral delen in de glorie, in de heerlijkheid die God door Jezus geeft. Maar weet: ons lijden is een volgen in het volbrachte lijden van Jezus Christus. En daarmee heeft ons lijden voor een deel hetzelfde doel: ‘Laten zien dat het goede nieuws van Jezus Christus vrede geeft, rust geeft die de wereld niet kan geven. Laten zien hoe groot Gods liefde is. Lijden waar de Geest je kracht voor geeft om het te dragen.
[DIA 16]
Om het te ondergaan uit liefde voor God, omdat je weet dat het vragen oproept bij de wereld: wat maakt dat iemand dit ervoor over heeft. Dat móet wel bijzonder zijn.’
De belangrijkste plek, het binnengaan van het koninkrijk van God, loopt via de weg die Jezus Christus Zelf ging. Want de manier van het koninkrijk van God is staat haaks op die van de wereld. Het gaat daarbij ook niet om overheersen, maar om onderwerpen.
[DIA 17]
#2. Onderwerpen
Dat drukt de Here Jezus Zijn leerlingen op het hart. Hij heeft het voorgeleefd, tot in het uiterste. De Allerhoogste is in Jezus Christus de dienaar van iedereen geworden. Daarin mogen we de Heer volgen. Dat is de manier van het koninkrijk, die Hij wijst. Niet de weg van het van bovenaf aansturen en heersen, van gezag uitoefenen en sturen, maar van dienstbaarheid en zelfs slavernij (Marcus 10,43-44, NBV21).
[DIA 18]
Daarmee verwerpt de Here Jezus wel indirect de manier van doen van Jakobus en Johannes. Hun achterkamertjespolitiek. Hun gelobby om de beste plaatsten te reserveren. ‘Zo mag het bij jullie niet gaan!’ zegt Jezus. Als je nu leiding geeft aan je klas, je bedrijf of aan een gemeente. Of je nu als familie of als broers en zussen in de Heer samenleeft. Laat overal die manier van het koninkrijk doorwerken: oefen jezelf in nederige liefde. Probeer niet achter elkaars rug om mensen te winnen voor jouw zaak. Achterkamertjespolitiek en gelobby mogen zeker in de gemeente van God geen plek hebben.
[DIA 19]
Dus de belangrijkste plek dat is om dicht bij Jezus te zijn. Dat hebben Jakobus en Johannes goed begrepen. Maar dat is ook een plek dicht bij het lijden van Christus. De weg daarnaartoe is omgeven door lijden dat anderen je aandoen. De manier van het koninkrijk is om elkaar nederig tegemoet te treden, elkaar te dienen. Zelfs om elkaars slaaf te worden. Misschien vind je het klinken als zwakheid. Subassertiviteit. ‘Gedwee het lijden ondergaan. Dienstbaarheid, in plaats van daadkracht. Wat een soft gedoe!’
[DIA 20 – ZWART]
Maar de nederigheid die onze Here Jezus liet zien was niet soft of subassertief. Onze Here Jezus laat krachtige nederigheid zien. Maar Hij was en is wel volmaakt nederig. Het vereist kracht om die weg te gaan. Kracht die wij van onszelf niet hebben. Kracht die we moeten krijgen door de Geest. Kracht waar je wel naar mag streven, door gebed. Krachtige nederigheid, waar je in de loop van je leven in mag groeien. Hoe? Ik denk dat nederigheid begint met schuld belijden tegenover God. Je tekort erkennen voor God. Erkennen dat je zelf de waarheid niet in pacht hebt. Erkennen dat je zelf de kracht niet hebt om het leven met God vol te houden. Laat staan dat we van onszelf de kracht zouden hebben om lijden te verdragen of de minste te willen zijn.
[DIA 21]
Groeien in krachtige nederigheid begint op je knieën voor de troon van de Almachtige God.
Want dat is de belangrijkste plaats: bij Jezus Christus zijn. De weg daar naartoe loopt via het ondergaan van het lijden. De manier van het koninkrijk staat haaks op die van de wereld: je onderwerpt je nederig aan elkaar, dient elkaar.
[DIA 22 – ZWART]
Niet vanuit zwakte… en zeker niet op eigen kracht! Nee, vanuit de kracht van God, die Hij geeft aan wie Hem daar vol verlangen om vragen.
AMEN